Bron: Wikipedia. Pagina's: 37. Hoofdstukken: Felix Timmermans, Hugo Claus, Eriek Verpale, Paul Koeck, Pjeroo Roobjee, Bob Mendes, Domien Sleeckx, Theodoor Verschaeren, Blanka Gyselen, Bart Danckaert, Frans Depeuter, Herman Teirlinck, Michel de Ghelderode, Djef Anten, Walter van den Broeck, Achilles Mussche, Cornelis van Ghistele, Karel Van Deuren, Joris Iven, Peter De Graef, Josse De Pauw, Desire Delcroix, Sebastiaen Vrancx, Gaston Martens, Tone Brulin, Bart Meuleman, Eric De Volder, Anton van de Velde, Kamiel Vanhole, Jan Sobrie, Willem Verhoeven, Pascale Platel, Fernand Handtpoorter, Hippoliet Ledeganck, Geertrui Daem, Nestor de Tiere, Omer Karel De Laey, Cornelis Crul, Jan Christiaens, Renaat Grassin, Frank Adam, Pepijn Lievens, Luc van Balberghe, Gerard Vermeersch, Pol Hoste, Rene Melis, Jozef Boon, Hippoliet Van Peene, Pieter Magerman, Jeroom Verten, Chris Yperman, Jos Gevers, Bart Cardoen. Uittreksel: Hugo Maurice Julien Claus (Brugge, 5 april 1929 - Antwerpen, 19 maart 2008) was een Vlaams dichter, schrijver, kunstschilder, filmmaker en tevens de meest bekroonde auteur uit het Nederlandse taalgebied. Het werk van Claus is divers van karakter. Het tragische, verhevene, klassieke mengt zich met het banale, burleske en obscene. Terugkerende thema's zijn: de liefde voor de moeder, de haat tegen de (afwezige) vader, seksualiteit, het schuldgevoel door het katholieke geloof en Vlaanderen in en na de oorlog. Uit zijn latere werk spreekt vooral sociale geengageerdheid. Claus publiceerde onder het pseudoniem Dorothea van Male de roman Schola nostra (1971). Hij gebruikte ook de pseudoniemen hugo c. van astene, Anatole Ghekiere, Jan Hyoens en Thea Streiner. In 1983 publiceerde hij Het verdriet van Belgie, waarin hij in de vorm van een familiekroniek vol autobiografische feiten, zoals steeds gelardeerd met surrealistische toetsen, de politiek-sociale verhoudingen in Belgie beschrijft en op zoek is naar de wortels van de collaboratie van kleinburgers in een provincien...