Uittreksel: ...waagt. Valentijn. Niets meer, tenzij het eerste, dat gij spreekt, De macht bezitte 't leven mij te ontnemen; Zoo ja, dan bid ik, blaas het mij in 't oor, Als graflied, dat mijn eindloos wee doet einden. Proteus. Klaag niet om wat gij niet verhelpen kunt; 241 Poog te verhelpen wat u klagen doet. De tijd verwekt en voedstert al wat goed is. Al blijft gij hier, uw liefste ziet gij niet; En ook, uw blijven snijdt uw leven af. Eens minnaars staf is Hopen; neem dien met u, En zwaai hem, zoo de Wanhoop u besluipt. Hoe ver ge ook zijt, door brieven kunt gij hier zijn; Zend die aan mij, dan zorg ik, dat zij rusten Bij uw geliefde en aan haar blanken boezem. 't Is nu geen tijd tot smalen op het lot; Kom, ik geleid u door de poort der stad, En spreek voor 't scheiden alles met u af, Wat ik voor uwe liefde hier kan doen. Denk, zoo niet om uzelf, om Silvia's wil, Aan 't fel gevaar, dat dreigt, en laat ons gaan Valentijn. Ik bid u, Lans, ziet gij mijn dienaar, zeg hem, Ten spoedigste aan de Noorderpoort te komen. Proteus. Ga, knaap, en zoek hem op.-- Kom, Valentijn. Valentijn. Ach, dierb're Silvia arme Valentijn ( Valentijn en Proteus af.) Lans. Ik ben slechts een domme kerel, ziet gij, maar ik heb toch het verstand om te merken, dat mijn meester een soort van schurk is; maar dat doet er niet toe, als hij maar geen dubbele schurk is. Die man moet nog geboren worden, die weet, dat ik verliefd ben; en toch, ik ben verliefd; maar geen span paarden zal mij dit uit mijn gemoed rukken, en ook niet, op wie ik verliefd ben; en toch, het is een vrouw; maar wat voor een vrouw, wil ik mijzelf niet eens vertellen; en toch, het is een melkmeisje; en toch, het is geen meisje, want ze heeft al peten aan het werk gezet; en toch is het een meisje, want zij is het melkmeisje van haar meester en zij dient om loon. Zij verstaat meer kunststukjes dan een hond, die te water gaat, en dat is veel voor een eenvoudig christenmensch. Hier is...